13 november 2008

Wat wil ik later worden?

De eerste kinderjaren speelt deze vraag geen rol. Heeej, een nieuwe dag! Spelen! Het enige wat naar de toekomst wijst is de knagende maag. Honger! Het extroverte kind roept dan meteen: “Mamma, honger!” en het introverte kind denkt: “Honger”.

De rest van het leven wordt gepoogd van het extroverte kind een meer introvert kind te maken: Doe toch eens rustig, kijk eens hoe Jantje mooi rustig zit te spelen. En vise versa: Ga toch lekker met de andere kinderen buiten spelen.

Het resultaat is slechts een op een koe lijkend paard en een op een paard gelijkende koe.

Zinloos dus. Eigenschap blijft eigenschap. Vaardigheid is wat je met je eigenschap doet.

Tot zover dit uitstapje.

Op een gegeven moment ziet een kind het licht: “Dat wil ik worden”. 99,9% van deze kids gaat dan voor beroepen die minder dan 0,1% ook daadwerkelijk uitvoeren. Yip. Piloot, brandweerman, dokter, dierenarts of dolfijnentrainster. (Weet je er nog meer?)

En Juf of Meester.

Zelf zag ik het licht toen er in ons woonhuis werd geklust door de plaatselijke elektricien. Die daarbij een mooi vonkje trok.

“Dat, wil ik worden”

Een paar elektro dozen (van Philips) en de HAVO verder ging ik dan ook Elektrotechniek studeren. Vonken trekken voor gevorderden. En het leverde me de titel Ingenieur op. Heel handig kan ik je zeggen, maar niet heus.

En dat is dan het begin van de ladder die begon bij “Dat wil ik worden” en eindigt bij wat je bent geworden.

De maatschappij houdt je daar vreselijk bij voor het lapje. Meer, hoger, verder, groter.

En het sociale leven volgt. Huisje, boompje, beestje, kinderen, auto, auto’s. Volgend huisje. Repeat Repeat. Kinderen worden kids en gaan ook “iets worden”.

Dan komt er wat tegenslag op je pad (echte tegenslag) waardoor je op de knieën moet (mag) en je gaat inzien dat er ladders van verschillende lengte zijn gemaakt. En je staat zonder houvast op de bovenste trede.

Dat ben je dan geworden.

Introvert geboren, nog immer introvert.

Dromen toen, dromen nu.

Torentje valt om. Torentje valt nog steeds om.

Toen creatief (de crea juffen zwijmelden bij me weg en ik maar dénken: ”Zout op!”. Nu nog steeds creatief hetgeen ik gelukkig ten voordele kan inzetten.

Toen al muzikaal. Nu nog immer.

Toen binnenvetter, maar dat heette “hij huilt nooit” (Mijn vader heeft me ooit een schop(je) gegeven om toch maar een huilfoto te hebben) Nu nog steeds een binnenvetter.

Even over dat binnenvetten.

Afgezet tegen de extroverte soortgenoten die er te pas en te onpas alles uitgooien maar dan wel weer de hele tijd mogen dweilen, zie ik geen wezenlijk verschil.

Wat blijft is dat binnenvetters en eruitsmijters samen lastig communiceren.

De binnenvetter houdt helemaal niet van negativiteit (heeft ie zelf binnen zat) en de uitsmijter heeft wel een klankbord nodig. Niet zo’n zwijgende zitzak. Da extrovèrt nie hè?

Daarmee staken de stemmen.

“Wat wil ik worden” is namelijk niets natuurlijks maar een door de maatschappij opgedrongen, pavlofiaans aandoende “je wílt toch wel iets worden” consumeer bevorderende, paprikachipsen en andere McDonaldiaanse “benodigdheden” -industrie instandhouding: want je hebt toch een hypotheek nodig later, de reden om iets te willen worden.

Echter…je bént dat allang.

Er is slechts bagage toegevoegd en ervaring in de vorm van vreugde momenten (moet ik vaker doen) en verdriet (daar moet ik vandaan blijven).

Je bent helemaal niets geworden.

Je bent wat je bent.

Als je Jan heet, ben je Jan.

Een wanneer je naam Ben is, ben je Ben.

“Ik ben jarig” zeg je toch?

En niet: “Weer een jaar ouder geworden”?

Ben: proficiat

Ben!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten